13e eeuwse muziek: Ars Antiqua
De naam ‘Ars antiqua’ verwijst naar de muziekstijl van de jaren 1170-1310, de polyfone stijl waarin de eerste ontwikkeling van het motet plaatsvinden. Meestal wordt de term beperkt tot de gewijde muziek, met uitzondering van de seculiere liederen van de troubadours.
Technisch wordt de grootste vooruitgang geboekt met het ritme, zowel het begrip daarvan en in de notatie. De beroemdste muziektheoreticus van de eerste helft van de 13e eeuw, Johannes van Garlandia, schreef ‘De mensurabili musica‘ (ca 1240). Een verhandeling, die de verschillende ritmische modi definieert en verklaart. Het merendeel van de overgeleverde genoteerde muziek van de 13e eeuw gebruikt de ritmische modi, zoals ze door hem beschreven zijn. Een Duits theoreticus, Franco van Keulen, de eerste die een systeem van muzieknotatie beschrijft waarin verschillend gevormde noten een verschillende ritmische waarde hebben (‘Ars Cantus Mensurabilis’, ca 1260), een uitvinding die al snel van grote waarde blijkt te zijn (Bron Wikipedia).
We voorbereiden 13e eeuwse muziek voor bij de vertelling 'Emo's Tijdgeest'.
Margaretha Kloeg
Ik speel draailier, ook wel boerenlier. Dit middeleeuwse instrument wordt bespeeld door pelgrims, bedelaars, rondreizende muzikanten, zangers die zichzelf begeleiden en lieremannen die ten dans spelen.
Sjoerd Visser
Ik speel ruispijp, een dubbelrietinstrument dat via een windkap wordt aangeblazen. Deze voorloper van de pommer heeft een conische boring van boven naar beneden. Door zijn harde en scherpe tonen is de ruispijp bij uitstek een openluchtinstrument dat zelfs te paard wordt bespeeld tijdens militaire parades of andere feestelijke optochten. Ik bespeel ook de gemshoorn, een blaasinstrument gemaakt van gemshoorn.
Foto's: Anna Knapper-Keizer
13e eeuwse troubadours