Vertellen is een heel andere manier van kennis overdragen dan doceren. Iemand die doceert beschikt over objectieve kennis die de toehoorder zich eigen moet maken. Uitleggen en verklaren is zijn vak. De verteller geeft geen feiten maar ervaringen door en verhaalt zelfs van gebeurtenissen, die hij/zij zelf niet heeft meegemaakt. Een verteller legt niets uit en is eerder een soort verslaggever, maar dan wel één die kijkt door de ogen van een concreet personage. De toehoorder moet het verhaal we begrijpen.
De verteller kan zich nergens achter verstoppen: niet achter een tekst, een projector, een methode, eventuele medespelers of de eigen rol. De verteller verstaat de kunst met lege handen te staan en moet erop vertrouwen dat de aanwezigen zich een beeld van de vertelling kunnen maken. De verteller bouwt als het ware een brug tussen de luisteraar, zichzelf en het verhaal. Hij/zij probeert integer en authentiek te zijn. Ook al heeft de verteller de situatie zelf nooit meegemaakt, hij/zij moet zich zo inleven dat de vertelling hierover echt overkomt.
De verteller wil meer dan alleen maar een weergave van feiten: hij verplaatst zich in de ervaringen en emoties van iemand anders. Bijvoorbeeld: de verteller probeert in de huid te kruipen van deze man met kiespijn. Samen met de toehoorders ontdekt hij het verhaal van persoon 'van toen' en dat maakt vertellen tot zo’n boeiende aangelegenheid. (Bron: De kunst van het vertellen – Handleiding voor het vertellen van verhalen -Jan Swagerman )